Wouter Hunnekens & Dirk van den Hombergh werken beiden als adviseur bij Ginder en zijn ingeschakeld door de GMR als speerpuntcoördinatoren voor de uitvoering van het Regionaal Programma Werklocaties 2025-2028 (RPW).
De heren carpoolen vanuit de gemeentes Peel en Maas en Venlo naar Elst om daar te werken aan deze uitdagende opgave. We spraken met hen over de ambities en aanpak voor een succesvolle doorvoer van het RPW.

Waarom investeren in werklocaties?
Werklocaties zijn volgens Dirk zowel ruimtelijk als economisch cruciaal voor de regio, maar verlangen ook onze aandacht. “Veel bedrijventerreinen stammen uit de jaren ’50–’70 en vragen een kwaliteitsimpuls. Tegelijkertijd liggen hier enorme uitdagingen voor de energietransitie en circulariteit: dit gaat om het beter hergebruiken en benutten van de ruimte. De focus moet breder dan alleen woningbouw. Die bewoners moeten immers ook ergens werken.”
Wouter vult aan: “Door te investeren in toekomstbestendige werklocaties, investeer je ook in brede welvaart. We sturen aan op werkgelegenheid, maar ook op duurzame groei, circulaire kansen en een sterke regio. Het lijken soms grijze dozen, maar ze dragen veel bij aan de regio. Zo vind je bij deze locaties o.a. veel innovatie voor een duurzame en circulaire economie.”
Ervaring uit andere regio’s
Wouter en Dirk nemen hun ervaring bij andere gemeenten en regio’s mee naar de GMR. Dirk: “Wouter en ik begeleidden al eerder RPW-trajecten. Vooral de koppeling tussen het bestuurlijke en de praktijk is iets dat ons goed ligt. Zo werkten we binnen Brainport Eindhoven al aan grote intensiveringsopgaven en een RPW. Net als in Brainport, focust de GMR zich op sterke sectoren en ecosystemen zonder de aandacht voor het MKB uit het oog te verliezen. In Metropoolregio Eindhoven doorliepen we een vergelijkbaar proces. We nemen inzichten van andere regio’s en gemeenten mee naar de GMR en andersom. Zo leer je van elkaar.”
Het RPW 2025-2028: eerst benutten, dán toevoegen
“Het RPW van de GMR is concreet en uitvoerig,” vertelt Dirk. “De nadruk ligt eerst op bestaande bedrijventerreinen. Er is in de eerste plaats veel aandacht voor intensiveren en herstructureren, daarna pas op het ontwikkelen van nieuwe hectares. Het programma omvat bedrijventerreinen, kantoren, campussen en perifere detailhandel. Daarnaast bevat het afspraken over o.a. netcongestie, arbeidsmigrantenhuisvesting, logistiek en circulariteit.”
Volgens Dirk worden strategische locaties zo functioneel beter benut. “De druk op de ruimte is groot. Je concurreert soms zelfs met woningbouw. We moeten ons ook afvragen: past die kinderspeelhal of bouwmarkt nog wel op een terrein met hoge milieucategorie? Een bedrijventerrein aanpassen naar een woonwijk lijkt slim, maar we moeten wel waken dat er voldoende plek is én blijft voor bedrijven. Daarom helpen ondernemers ook om alle opties te verkennen en zoeken ruimte als verplaatsen nodig is. Als er weinig vrije ruimte is, betekent dit dat je creatief moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld met opbouwen, de hoogte in of het slimmer combineren van de ruimte.”
Geen ‘champagne-document’
“De uitdaging? Samen doen,” zegt Wouter. “Je schrijft geen document met allerlei regels en ambities om er vervolgens op te proosten met champagne. Voor de uitvoering heb je iedereen nodig. Je werkt samen met grote én kleine gemeenten, met uiteenlopende capaciteit en kennis, en met ondernemers en eigenaren van bedrijventerreinen.”
Dirk vult aan: “Gemeenten vertalen de RPW-kaders naar lokaal beleid. We inventariseren nu: kennen gemeenten het RPW, waar schuurt het met bestaand beleid, waar ontbreekt capaciteit of kennis? We regelen kennisdeling, zoeken gezamenlijke capaciteit waar nodig en zorgen dat ze ervaring delen.
Herstructureren: complex, dus slim organiseren
Eén van de meest complexe onderdelen is het herstructureren. Dirk legt uit waarom: “Op verouderde terreinen moet je soms echt ingrijpen,” zegt Dirk. “Bedrijven toekomstbestendiger maken en de openbare ruimte laten aansluiten.” Dat kost geld, raakt veel partijen en schuurt soms met regels en belangen. Wouter vult aan: “Je praat vaak over tientallen eigenaren en ondernemers. Dat maakt het extra complex, want iedereen moet meedoen.”

De GMR start met drie pilots: Arnhem, Nijmegen en Duiven. Dirk: “We halen daar leerervaringen op. Wat werkt wel en wat werkt minder? Dit vertalen we door naar tips & tricks voor andere gemeenten. Eén advies geef ik nu al: betrek in een vroeg stadium de eigenaren en leg afspraken stap voor stap vast. Zo voorkom je dat één ‘nee’ de hele puzzel blokkeert.”
Rolverdeling en samenwerking
Dirk prijst het schaalniveau van deze samenwerking: “Je schakelt eenvoudig tussen het Rijk, de provincie, gemeente en bedrijven. Als iedereen zijn rol pakt, kom je sneller tot de uitvoering. Ik ben het eerste aanspreekpunt, zit bij het ‘Intergemeentelijk Overleg Werklocaties’, schakel met de bestuurlijke opdrachtgever en bewaak het proces. Wouter zit meer op de inhoud en werkt voorstellen uit waarmee we stappen zetten. Samen bereiden we de overleggen en werksessies met gemeenten voor.”
Over een jaar hopen beide heren dat hun rol duidelijk de vruchten afwerpt. Dirk: “Dan willen we in ieder geval dat gemeenten zeggen: ‘de regio helpt ons zichtbaar vooruit’. De samenwerking heeft dan een verdieping en enkele projecten gaan richting de uitvoering. Geen onduidelijke tussenlaag, maar een sterke ondersteunend team waar de stakeholders vanop aan kunnen.”
Wouter heeft bovendien vertrouwen in de samenwerking met de GMR. “De cultuur bij de GMR past bij ons: een inhoudelijk sterke club, met een fijne sfeer. Dat geeft energie om met gemeenten en de markt samen naar de uitvoering te gaan.”