• RES
  • Duurzame warmte

Duurzame warmte

Nederland staat voor een grote opgave: in het Nationaal Klimaatakkoord en de Europese klimaatwet is de doelstelling vastgelegd dat alle woningen en gebouwen uiterlijk in 2050 aardgasvrij en duurzaam moeten zijn. Dit betekent dat landelijk 7 miljoen woningen en 1 miljoen andere gebouwen moeten overstappen op duurzame warmtebronnen. In de Groene Metropoolregio (GMR) Arnhem-Nijmegen zijn 53.000 van de 351.000 woningen al van het gas af. Als eerste tussenstap willen we in 2030 dat aantal vergroot hebben naar 75.000. Een ingrijpende klus, die vraagt om een zorgvuldige, stapsgewijze aanpak.

Verschillende warmteoplossingen voor verschillende situaties

Niet elke woning, buurt of gemeente is hetzelfde. Daarom zijn er verschillende oplossingen nodig om woningen van duurzame warmte te voorzien. Er wordt onderscheid gemaakt tussen collectieve en individuele systemen:

  • Collectieve oplossingen (warmtenetten): Hierbij worden meerdere woningen aangesloten op een gedeeld warmtenet, gevoed door bijvoorbeeld restwarmte uit de industrie, geothermie of aquathermie. Warmtenetten bieden gemak voor bewoners en vergen vaak minder aanpassingen aan woningen.
  • Individuele oplossingen: Zoals (hybride) warmtepompen, vooral geschikt voor vrijstaande woningen of kleine kernen waarvoor een warmtenet te duur is. Deze systemen vragen om een goed geïsoleerde woning en voldoende ruimte.

Gemeenten maken per wijk een afweging op basis van technische, financiële en sociale haalbaarheid. Daarbij wordt gekeken naar kosten, draagvlak, infrastructuur en de beschikbaarheid van duurzame warmtebronnen.

Rol van de gemeenten en de stand van zaken

Gemeenten hebben van het Rijk de regierol gekregen in de warmtetransitie. Van gemeenten
wordt verwacht dat ze richting geven aan alternatieven voor aardgas in elke wijk, buurt of dorp. Zij hebben hiervoor een Transitievisie Warmte (TVW) opgesteld: een visie op het aardgasvrij maken van hun gemeente. Uiterlijk in 2026 moeten gemeenten deze visie concretiseren in een warmteprogramma, waarin zij minimaal tien jaar vooruitkijken en een langetermijnvisie beschrijven. In deze warmteprogramma’s wordt aangegeven welke wijk wanneer overstapt op een alternatieve warmtevoorziening en hoe dat gebeurt. Zo ondersteunen gemeenten woningeigenaren bij het maken van keuzes en de overstap naar aardgasvrij verwarmen.

Op dit moment zijn gemeenten volop bezig met het opstellen van hun warmteprogramma’s. In de afgelopen jaren hebben zij hun kennis en capaciteit op dit gebied aanzienlijk versterkt. Mede dankzij deelname aan het nationale Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) en het provinciale programma ‘Wijk van de Toekomst’, kunnen gemeenten nu beter inschatten wat technisch en financieel haalbaar is, en wat past bij hun inwoners. Omdat iedereen mee moet kunnen doen in de warmtetransitie, doen gemeenten onderzoek naar de haalbaarheid en betaalbaarheid van hun aanpak. Daarbij zoeken zij actief de dialoog met bewoners in betrokken buurten en wijken.

 


Tijdlijn warmtetransitie

Nieuwe wetgeving

Om de regierol van gemeenten te versterken, werkt het Rijk aan nieuwe wetgeving:

  • De Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (WGIW) geeft gemeenten onder andere de bevoegdheid om te bepalen wanneer en waar wijken aardgasvrij worden.
  • De Wet Collectieve Warmte (WCW) zorgt ervoor dat warmtenetten onder publieke regie komen, met toezicht op tarieven en de verplichting dat meer dan de helft van een warmtebedrijf in publieke handen is. Zo ontstaat er meer duidelijkheid, bescherming en sturing.

De rol van de RES GMR

De Regionale Energie Strategie Groene Metropoolregio (RES GMR) ondersteunt gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen bij het vervullen van hun regierol in de warmtetransitie. Daarnaast helpt de RES GMR bij het opzetten van de noodzakelijke samenwerking om schaalvoordelen en efficiëntie te bereiken.

We stimuleren samenwerking tussen gemeenten en faciliteren – waar gewenst – onderzoek, bijvoorbeeld naar warmtebronnen, regionale bronnenstrategieën en het delen van kennis. Dit bevordert de samenhang en versnelt de regionale aanpak.

Ook zet de GMR zich actief in voor lobby richting provincie en Rijksoverheid, om onderzoek en financiering aan te trekken die essentieel zijn voor een succesvolle warmtetransitie in de regio.

Samenwerking in warmteclusters

Om kosten te besparen en vaart te maken werken veel gemeenten, ondersteund door de GMR, samen in warmteclusters met een focus op bronnen, netten en infrastructuur.

  • In het AVR-cluster (Arnhem, Duiven, Westervoort, Rheden en Zevenaar) wordt gewerkt aan een meer-bronnen warmtesysteem met momenteel de AVR als kern waarmee de collectieve warmtenetten in dit deel van de regio flink kunnen worden uitgebreid
  • Binnen het ARN-cluster  werken Nijmegen, Beuningen en Wijchen) samen om de warmtenetten aan te leggen die gevoed worden met de restwarmte van de ARN-centrale.
  • Binnen het LOAN cluster werken de gemeenten  Lingewaard, Overbetuwe, Arnhem en Nijmegen samen aan de ontwikkeling van geothermie. Een geothermiebron zou warmte kunnen leveren aan omliggende wijken én glastuinbouwgebied NEXTgarden.

Binnen de clusters wordt gekeken naar opslagmogelijkheden om pieken in vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen.

Innovatie en maatwerk

Ook buiten de clusters wordt volop gewerkt aan nieuwe oplossingen. Gemeenten verkennen technieken zoals laagtemperatuur-warmtenetten, buurt-energiesystemen en slimme koppelingen tussen opwek, opslag en gebruik. Door woningen op natuurlijke momenten – bijvoorbeeld bij verbouwing of verhuizing – te isoleren, kunnen kosten worden beperkt en bewoners worden ontzorgd.

Voor kleine kernen, die vaak buiten bereik van een collectief warmtenet vallen, zoeken gemeenten naar passende lokale oplossingen. Daarbij wordt gekeken naar betaalbaarheid, uitvoerbaarheid én wat bewoners belangrijk vinden. Want niet elke technische oplossing is altijd sociaal of economisch haalbaar.